top of page
RONALD LANGE, 29 januari 2022

LUNGO IL PIÚ BREVE POSSIBILE​

​

In een gezin met acht kinderen zat ik ongeveer in het midden. In Valkenburg heb ik lager en middelbaar onderwijs gevolgd, de toenmalige mulo. Vervolgens bracht ik op de hbs in Heerlen twee heerlijke jaren door. En waar ik goed in was, daar ben ik ook in doorgegaan: talen. Frans, Duits, Engels en ik heb mezelf Italiaans geleerd. Na de hbs had men mij geadviseerd naar de Sociale Academie in Sittard te gaan. Dat bleek geen gelukkige keuze, ik vond het er zonder meer v-e-r-s-c-h-r-i-k-k-e-l-ij-k: zó'n vaag gedoe. Aan de eerste tentamenperiode heb ik nog meegedaan en zonder ook maar iets te doen, had ik slechts één onvoldoende; een vijf. Daar hield ik het dus snel voor gezien; in september moest ik natuurlijk in dienst omdat ik m'n studie had onderbroken. In april ben ik naar Italië vertrokken en heb daar vier maanden doorgebracht, waarvan ik er twee in een bar in Trento heb gewerkt. Voor het geval er buitenlanders zouden komen. Buitenlanders heb ik er nauwelijks gezien, alleen maar Italianen. Vandaar dat ik me de taal heel snel heb eigen gemaakt, dan moet je wel! Vervolgens moest ik dus in dienst en m'n resterende vrije tijd heb ik in Noord-Duitsland doorgebracht. Veel liever had ik in Suriname gezeten, maar jammer genoeg kon ik daar als dienstplichtige niet terecht. Zo ver mogelijk weg, ik houd van reizen. Daarna heb ik weer een paar maanden in Italië doorgebracht, maar ik had beter naar Frankrijk kunnen gaan, want wat moet je nou met Italiaans? Ik wilde studeren en ben toen met Frans begonnen. Als ik een half jaar ergens in Frankrijk was gaan werken, was dat veel beter geweest voor m'n taalontwikkeling.

​

​

Na mijn opleiding ben ik Franse les gaan geven, eerst een jaar op het gymnasium Rolduc en op een school in Eysden. Dus dat betekende tussen twee uithoeken in Limburg op en neer reizen. In '79 werd ik docent op het toenmalige Mergellandcollege, het latere Leeuwenborgh. Eerst was ik verbonden aan detailhandel en in '91 werd ik gevraagd om bij de afdeling toerisme Italiaanse les te komen geven. Dat heb ik een tijdje gedaan, maar de groepen waren heel klein. Er was meer animo voor Spaans, dat immers een wereldtaal is, maar lang niet zo mooi. Ik vind de Italiaanse taal veel mooier klinken, veel klankrijker. Spaans heeft ook het air van een wereldmacht, Italië heeft dat aanzienlijk minder. En toen kwam er iets heel moois op m'n pad: de opleiding Italiaans is na een paar jaar eigenlijk verdwenen en ik mocht met een collega Italiaanse excursies voor de derdejaars gaan organiseren. Samen met m'n allerbeste collega heb ik dat twintig jaar gedaan; het waren echt de hoogtepunten van het schooljaar. Aangezien ik Frans doceerde, moest ik ook altijd mee naar de Côte d'Azur in het voorjaar. De Italië-reizen vonden plaats in het najaar, altijd net voor de herfstvakantie. Dat was een rondreis Verona, Venetië, Florence, Rome, Cinqueterre, Milaan en van daaruit terug naar Nederland. Alleen al voor m'n werk heb ik dat twintig keer gedaan. En privé ook nog heel vaak.

​

Reizen zit onze familie onmiskenbaar in het bloed. Zo had ik een oom die in Kameroen, Tsjaad, Madagascar, Tunesië en Rome heeft gewoond. Daar ben ik hem wel eens gaan opzoeken. De oudste zus van mijn vader is eerst twaalf jaar directrice geweest in een ziekenhuis in ZuidAfrika en daarna twaalf jaar in Birma. Het reisvirus waarde al heel vroeg rond in de familie, want in 1958 werkte de jongste zus van mijn vader als au pair in Frankrijk; zij sprak vloeiend Frans. Tot zover de familie van vaderszijde. Aan mijn moeders kant waren het allemaal mijnwerkers. Vandaar dat ik ook een beetje met m'n handen kan werken. Dat taalgebeuren en mijn handen gebruiken vormen een fijne combinatie. Een jaar of vier geleden ben ik hier begonnen. Hoe ik op het kasteel terecht ben gekomen? We zijn bevriend met de kleindochter van de familie Castermans, een van de pachters van de boerderij. Zij hebben een open dag op kasteel Borgharen bezocht en vonden dat hartstikke leuk. Ze dachten dat werken op de kasteel wel iets voor mij zou zijn. Ik werkte destijds als vrijwilliger op kasteel Vaeshartelt, totdat er een nieuwe leiding kwam en vijftig vrijwilligers tegelijk opstapten. Kan gebeuren als mensen niet rechtvaardig worden behandeld. Toen ben ik in Borgharen terecht gekomen.

​

Als je toch ziet wat er ondertussen allemaal tot stand is gekomen! Die muren langs de gracht onder de zijbeuken stonden toen letterlijk op instorten, die stonden helemaal bol! Het hekwerk is ervan afgehaald en al het ijzerwerk is nu weer mooi opgeknapt. Wat ik hier heel graag heb gedaan, was het verwijderen van de plafonds uit de zijvleugels. Er is nog één verdieping waar dat moet gebeuren en daar verheug ik me nu al op. Dat is min of meer mijn specialiteit, dat zware werk. Kun je ook zien in de oude keuken waar ik die afvoerpijp uit de muur sta te kappen. Zoiets vind ik prachtig. Thuis nam ik vroeger ook veel verbouwingswerkzaamheden onder handen. Maanden ben ik bezig geweest met een nieuwe badkamer, het verplaatsen van muren, het leggen van een ijzeren balk en stutten van plafonds. Dat duurde van Pasen tot november en we wasten ons desnoods buiten met behulp van een gieter als het weer een beetje meewerkte. Ergens anders in de straat was dit karwei door vakmensen gedaan maar na een aantal weken hadden ze al problemen en stond er een reparateur aan hun deur. Bij mij was er niets misgegaan: warm water, koud water, bidet, toilet, ligbad omtoveren in doucheruimte, alles werkte. Ik heb het eerst laten zitten zonder dat de leidingen waren afgedekt met de druk erop om te testen of het allemaal goed was gemaakt. Daarna ben ik de zaak pas gaan dichtsmeren. En nooit heeft het gelekt. Laatst hoorde ik van een oude dame die ons huis had gekocht en een lage instapdouche wilde laten plaatsen, hoeveel moeite het de aannemer had gekost om zaken weg te breken en op te ruimen, zo stevig zat alles in elkaar. Dat mag ik dan graag horen

​

Wat trok me aan in het kasteel? Het feit dat je met zo'n oud bouwwerk bezig bent, want geschiedenis vind ik ook erg fascinerend. En iemand die zo'n gebouw koopt, heel enthousiast is en mensen daarin meekrijgt. Om met je handen bezig te zijn en de sociale contacten, ja, dat zijn allemaal redenen om me te laten meeslepen. Zeker in de afgelopen coronaperiode is wel gebleken hoe belangrijk dit alles is. Ik ben vrij snel gestopt toen duidelijk werd hoe gevaarlijk corona was. Ik had namelijk een foto gekregen van vrienden uit Bolzano met wie ik heb gewandeld. Het was een foto uit Bergamo waar de kisten met overledenen door legertrucks werden weggebracht. Toen heb ik aangekondigd even niet naar Borgharen te komen. Ik ben drie weken afwezig geweest en ik heb het heel erg gemist. Verder heeft dit werk me wel goed door die coronaperiode heen gesleept, dat had ik toen ook hard nodig.

​

Zoals ik al zei, vind ik geschiedenis fascinerend en het kasteel heeft daar alles mee te maken; het staat bol van de historische gebeurtenissen, waardoor ik hier ruimschoots aan m'n trekken kom. Ik denk dat er in de toekomst voornamelijk rondleidingen worden gegeven; ik heb begrepen dat het toch niet echt 'n museum gaat worden waar regelmatig tentoonstellingen zullen plaatsvinden. De ruimte die mij het meest aanspreekt, is de centrale hal; het besef dat die eigenlijk het oudste deel van het kasteel vormt, is enorm intrigerend. Anderzijds is het heel triest wat hier in de loop der tijden allemaal is vernield en ik doel daarmee niet op die barbaarse gebeurtenis in 1318. In een veel recentere tijd, en wel in de jaren zeventig van de vorige eeuw, is er van alles verdwenen en zijn kostbare objecten blijvend beschadigd. En dat door iemand die zich met antiek bezig houdt, met historische objecten! Onbegrijpelijk hoe iemand het klaarspeelt om prachtige ornamenten te vernietigen zoals de grote schouw in de keuken waarvan die twee sfinxen zo zijn toegetakeld. Daar is toch wel een andere oplossing voor te bedenken, lijkt me: hang er desnoods een doek overheen.

​

Dus vooral het aspect met m'n handen werken en het contact met zoveel verschillende mensen bevalt me goed. In het begin heb ik ook rondleidingen gegeven; dat moet je volgens mij regelmatig blijven doen. Ik ben met zulk werk natuurlijk wel vertrouwd door al die rondleidingen tijdens mijn reizen, waar ik nog steeds mee bezig ben en waar ik veel energie aan ontleen. Wat ik hier ook zo mooi vind, is het vakwerk waarin sommige vrijwilligers heel bedreven zijn, zoals Peter Geuijen met zijn glas-in-lood. Ik liep eens met hem mee met een rondleiding terwijl zijn werk hier op tafel lag. Wil die gewoon weer weglopen zonder daar iets over te vertellen. Ik zei: "Peter, volgens mij vergeet je iets!" Toen heb ik het maar aangekaart. En als hij dan vertelt hoe zijn oven werkt die hij precies op de juiste temperatuur kan instellen. Stel daar eens tegenover hoe dat in de middeleeuwen moest gebeuren met smeltstaafjes die vaklieden toen gebruikten om de temperatuur te kunnen bepalen! Dat is toch ongelofelijk! Of het houtsnijwerk van Jan Muis, dat is ook zo mooi. Of neem de wapenschilden boven de poort die Jan van Gerwen heeft hersteld en waarvoor hij een koperen waterleiding in de lengte heeft doorgezaagd om als randje te gebruiken. Dat soort dingen vind ik gewoon geweldig. De vaardigheden waarover sommige mensen beschikken, zijn echt grandioos. En wie daarover niet beschikt, leert gaandeweg toch van alles bij. Zulke kansen liggen hier voor het grijpen, daar maak ik graag gebruik van!


Marijke Oostvogels

​

.jpeg
bottom of page