PIET JANSSEN, 22 januari 2022
MALENDE WIEKEN​
​
Ooit, lang geleden, ben ik begonnen als onderwijzer, wat geleidelijk aan uitgroeide tot directeurschap van een paar basisscholen. Ik heb altijd de overtuiging gehad dat een mens meer in zijn mars heeft en rond mijn vijfenveertigste begon ik te overwegen welke andere wegen ik zou kunnen bewandelen. Niet omdat het onderwijs me verveelde, dat deed ik echt met hart en ziel, maar omdat er zoveel meer in de wereld te koop is. En omdat ik altijd een voorliefde heb gehad voor knutselen, heb ik een switch gemaakt naar techniek. We woonden destijds in Friesland waar mijn vrouw Nienke in een ziekenhuis werkte en waar men toevallig dringend verlegen zat om een hoofd technische dienst; ze kwamen bij mij uit. In die tijd runde ik zelf een klusbedrijfje waar ik het best naar mijn zin had. Maar praten kan nooit kwaad; ik werd aangenomen en heb er meegewerkt aan de bouw van een nieuw ziekenhuis. Er kwam heel wat bij kijken om dat hele proces te managen. Toen het nieuwe gebouw er stond, vertoonde het zoals ieder project kinderziekten en aangezien ik daar inmiddels alweer twaalf jaar in dienst was, was de rek er een beetje uit; ik vond het niet meer interessant. Mijn vrouw en ik besloten terug naar Limburg te verhuizen waar mijn roots liggen. Nienke werkte in Eindhoven als arts in een revalidatiecentrum en kon onverwacht aan de slag op Curaçao. We hoeven dingen nooit lang te overwegen; twee maanden later woonden we daar. We hadden een hond die niet achter kon blijven en na wat financieel gesteggel reisde de hond mee op kosten van de nieuwe werkgever. In Curaçao leerden we gauw genoeg mensen kennen en binnen anderhalve maand was ik in de bouw als uitvoerder aan het werk.
​
Van zes uur 's ochtends tot één uur 's middags werken gaf me het gevoel dat ik iedere dag vanaf één uur vakantie had en ik vulde mijn vrije tijd met zwemmen, duiken en vissen. We hebben anderhalf jaar onder de tropenzon doorgebracht. Het klimaat beviel wel, het werkklimaat minder. Dat leidde ertoe dat we onze koffers pakten en terugkeerden naar Friesland. Met de hond. Daar ben ik jarenlang vrijwillig molenaar geweest. Daarna zijn we verhuisd naar Bunde waar ik op zoek ging naar een nieuwe molen die ik gevonden heb in de Watermolen in Valkenburg. Ik werkte er samen met een collega. Een molen moet malen, die moet aan de praat: stilstand is voor een molen achteruitgang en de gedachte ontwikkelde zich om de cirkel: "malen, graan malen tot meel, brood bakken", rond te gaan maken. Het begon op kleine schaal en, lang verhaal kort: dat is een beetje uit de hand gelopen. Op een gegeven moment werden dat vijftig, zestig broden die we op zaterdag bakten en verkochten. We gaven workshops waar we kinderen leerden hoe het hele proces van graan malen tot brood bakken verloopt. Jammer genoeg liepen de zaken anders dan ik had gehoopt, waardoor ik met die werkzaamheden ben gestopt. Die zaterdagen wilde ik toch op een prettige manier besteden en toevallig kwam ik op internet kasteel Borgharen tegen. Ik was er wel eens eerder langs gereden en had er gewandeld, maar nooit had het verlangen me bekropen om daar eens een kijkje te gaan nemen Nu wel. Ik stuurde Ronny een mailtje en zo is het verhaal begonnen.
​
Ik weet nog heel goed de eerste keer dat ik hier was: we zaten onder de bomen in de tuin, het was zomer, zo'n dertig mensen om je heen en dan maar eens kijken wat er van komt en wat de bedoeling is. De eerste tijd houd ik me dan een beetje op de vlakte en probeer te peilen waar ik ben terechtgekomen. Na die allereerste keer voelde ik me helemaal thuis en wist ik: ja, dit is het. Hartstikke leuk! Peter heeft toen drie, vier uur heel veel moeite gedaan om me wegwijs te maken in het gebouw en me van alles te vertellen. Hij heeft hartstikke zijn best gedaan, maar het was zóveel informatie dat ik het echt niet allemaal kon onthouden. Er sprak zoveel enthousiasme, ambitie en betrokkenheid uit zijn verhaal, dat ik daar graag deel van wilde uitmaken en ik begon me af te vragen wat ik voor het kasteel zou kunnen betekenen. Mijn leven lang heb ik geknutseld en er is in en om dit gebouw heel wat te doen. Ik kom wat dat betreft prima aan m'n trekken. Op het kasteel ontmoette ik een heleboel mensen met een hoog fossielgehalte enerzijds, maar anderzijds met een enthousiasme dat z'n weerga niet kent; het is heel bijzonder dat ik daar nu ook bij hoor. Ik kan niet anders zeggen dan dat dit gevoel nog steeds groeit. Inmiddels ben ik hier driekwart jaar en je leert ieders specifieke vaardigheden en interesses kennen. Niet alleen op welke gebieden mensen werkzaam zijn, maar ook op persoonlijk vlak en die combinatie ligt me wel. Kortom, wat mij betreft: met de neus in de boter.
​
Ronny hield zojuist een verhaal over de toestand van kasteel Mheer en het eerste wat mij dan te binnen schiet is: nou, dan maken we dit even af en gaan we daar toch verder... Ik hoop dat ik me een beetje nuttig kan maken. Aanvankelijk begon ik met sloopwerk in de paardenstal om die ruif weer aan elkaar te lassen waarin wat spijlen ontbraken. Ook ben ik aan de lambrisering bezig geweest met schoonmaken en afkrabben. Zet mij niet aan het precisiewerk, ik moet iets constructiefs doen! Niet dat precisiewerk niet constructief is, maar ik moet een klus hebben met een duidelijke voortgang die ik af wil kunnen maken. Ik heb er een hekel aan om ergens aan te beginnen en halverwege het mes in het varken te laten steken. Dat vind ik van mezelf vervelend, maar ook van anderen
​
Mijn favoriete ruimte? Het meest spannende vind ik nog steeds de zolder in die toren waaraan de spits ontbreekt. Als ik daar rondkijk, realiseer ik me hoeveel werk er nog moet worden verzet, dat heeft ook met mijn technische achtergrond te maken. Het is een uitdaging om daar ooit een keer aan te beginnen: vanuit mijn eigen visie vind ik dat heel interessant. Af en toe loop ik naar boven en sta daar dan gewoon wat te kijken. Wat een intrigerende omgeving! Zo onderga ik het kasteel ook. Ik ken een hele hoop plaatsen in huis nog niet, ondanks Peters inspanningen bij de introductie om me kennis te laten maken met het gebouw. Als soms de naam van een of andere kamer valt, loop ik wel achter je aan en laat me verrassen. Af en toe zwerf ik gewoon wat rond en leer zo telkens een stukje bij. Ik heb begrepen dat het uiteindelijke doel is dat het een museum wordt. In welke vorm weet ik niet, het is de vraag of íemand dat al weet. Voor mij is helder dat het nooit meer een gebouw wordt dat als woonhuis gaat dienen. Ik vind de overweging om toe te groeien naar een museum in welke vorm dan ook, niet verkeerd; dat doet ook recht aan al het werk dat door iedereen op allerlei manieren wordt verzet. Dat is eveneens een factor: ik denk niet dat het hier de komende dertig, veertig jaar klaar zal zijn, mócht het ooit gereed komen, ook al gezien het onderhoud. Maar ik vind wel dat de uiteindelijke bestemming van het kasteel recht moet doen aan al het werk dat we erin steken. Én dat het, aangezien het een belangrijk cultureel erfgoed is, op welke manier dan ook toegankelijk moet blijven voor publiek. Wat mij betreft zou het nooit een gebouw mogen worden met een groot hekwerk eromheen waar niemand meer een voet binnen kan zetten en waar niemand iets aan heeft. Dat zou ik vreselijk vinden.
​
Behalve de favoriete zolder geldt dat eigenlijk voor het hele kasteel: de ruimtes zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, al is het alleen maar uit geschiedkundig oogpunt Er heeft zich hier zó veel afgespeeld in de loop der eeuwen. Neem bijvoorbeeld die oude keuken met die grote schouw, ik heb er wel beelden bij hoe mensen jaar in jaar uit rondom dat haardvuur hebben geleefd... Er bevinden zich zoveel mooie, kostbare dingen in dit gebouw. Ook in die zin loont het om daarmee bezig te zijn en er een klein deeltje van uit te maken. Vrijwel elke week duikt er ergens weer wat nieuws op, met alle respect voor de mensen die dat met engelengeduld aan het daglicht weten te brengen. Voor de rest maakt het niet zoveel uit wat ik doe, ik geniet van het geheel: van de mensen, van de verhalen, de persoonlijke contacten. Die samenwerking vind ik geweldig. Elke zaterdag kom ik met plezier, echt waar, ik verheug me erop. Tussen Kerstmis en Nieuwjaar zag ik heel wat appjes voorbijkomen met opmerkingen waaruit bleek hoe mensen het kasteel misten. Ja, dat herken ik zeker, zo ervaar ik het zelf ook.
Marijke Oostvogels
​