PETER VAN GERWEN, 5 maart 2022
DE FENIKS DIE TELKENS WEER VERRIJST
​
Toen ik op de middelbare school zat, raakte ik bevriend met een jongen uit Borgharen en zo maakte ik als twaalf-, dertienjarige kennis met het dorp. Ik begon met voetballen, ging in het dorp op stap en leerde er ook mijn vrouw kennen. Ik kwam hier wonen, begon in '74 te bouwen en vanaf '75 ben ik dus definitief inwoner van Borgharen. De eerste jaren vond ik het wel hartstikke leuk, maar was ik toch van plan nog eens ooit terug te keren naar Maastricht; ik heb altijd in Wyck gewoond, in de Battalaan. Hoe langer ik echter in het dorp woonde, hoe minder behoefte ik voelde om weg te gaan, want wonen in de binnenstad betekent toch vooral aankijken tegen gevels zonder mensen. Terwijl ik het juist hartstikke leuk vind om mensen om me heen te hebben met wie ik persoonlijk contact heb en daaraan is in het dorp bepaald geen gebrek.
​
Ja, wat heeft Borgharen? Het kasteel; een monument dat je al op een flinke afstand ziet. Omdat ik hier al vanaf m'n kinderjaren kom, heb ik ook een aantal fasen meegemaakt, zoals het verblijf van de toenmalige Italiaanse gastarbeiders en de tijd van kamerverhuur door Hesder Veenhuizen. Als je jong bent en op stap gaat, sta je er niet zo bij stil, maar de laatste jaren realiseerde ik me steeds meer hoe jammer het is, dat zo'n prachtig monument in verval raakt en waar niemand naar omkijkt. Je mag de overheden gerust verwijten dat ze al die kostbare stukken historie verwaarlozen. Daar kun je misschien geen geld voor hebben, maar meestal is dat een kwestie van keuzen maken. Je kunt "sjiek en sjoen" nastreven, maar voor mij is het kasteel "sjiek en sjoen" en dat laten ze dan verkrotten. Daarom ben ik ook zo blij dat het particulier initiatief dit oppakt. Het is logisch dat het benodigde kapitaal ontbreekt voor een grootschalig herstelplan, maar ik vind het sjiek dat Ronny hieraan is begonnen en dat ieder bijgedragen steentje welkom is.
​
Eigenlijk was een hobby er de oorzaak van dat ik vrijwilliger werd op het kasteel. Mijn hele leven heb ik al gesport en later ben ik gaan schilderen. Schilderen vind ik echt geweldig en tijdens een rondleiding zag ik Anne aan het werk en wat zij deed, sprak me enorm aan. Later had ik daarover een gesprek met haar en twee weken daarna meldde ik me als vrijwilliger. Die rondleiding was super! Kijk, namen en getallen, al gaat het om Florence of Lissabon, dat gaat hier in en daar uit, tenminste, bij mij. Sommige mensen hebben er een antenne voor waar die getallen aan vast blijven plakken, maar bij mij gaat het meer om de geest en in de geest van... En die gids bracht dat verhaal zodanig, dat je je zowel van deze tijd als ook van vroegere eeuwen een voorstelling kon maken. Daarin kan ik me beter verplaatsen dan in een droge opsomming van feiten en jaartallen. Bouwstijlen en details en verhalen over hoe kasteelbewoners hier leefden en met elkaar omgingen, vind ik veel interessanter.
​
Op onze leeftijd speelt de fysieke kant een steeds grotere rol. Ik werk in Bunde in de vlindertuin waar we bomen planten. Bij ons huis verzorg ik een vrij grote tuin en ook het onderhoud van ons huis doe ik zelf. Dan is het fysiek toch ver op. In mijn vrije tijd pak ik dan liever lichter werk aan: dat krabben en blootleggen is dus ideaal. Daarnaast is het ook lekker om met de blik op oneindig af te fakkelen, niemand die je achter je veren zit. We leven toch al in zo'n jachtige, onrustige wereld waarin het heilig "moeten" overheerst. Dat bestaat gelukkig niet op het kasteel en het sluit ook nog eens aan bij mijn schildersambitie. Hoewel ik zelf meer van abstract werk houd, vind ik deze kunstwerken ook prachtig. Het is immers niet zo dat de voorkeur voor Chopin de Rolling Stones uitbant, je kunt beide muzieksoorten waarderen. Bovendien leer je er ook heel veel van, daarvoor ben je nooit te oud. Als je dan ook nog eens de mogelijkheid krijgt om met iemand als Anne samen te werken, dat is echt een voorrecht! Ze is ook nog eens een heel aangenaam mens, dat staat voorop.
​
Deze tuin waar we nu zitten te praten is een waar paradijs. Mijn vrouw en ik zijn nu al een paar jaar bezig met wandelen langs de Maas; inmiddels hebben we Stevensweert bereikt. Je leert zodoende al die onnoemelijk mooie plekken kennen. Verder heb ik een fascinatie voor ons eigen Limburg en het mijngebeuren. Net zoals de overheid weinig oog heeft voor monumenten, besteedt ze ook daar weinig aandacht aan. Den Uyl wilde destijds natuurlijk zo snel mogelijk het mijnverleden vergeten, dat industrieel erfgoed zijn we kwijtgeraakt; alles werd opgedoekt. Alleen in België herinneren plaatsen als Zwartberg, Winterslag en Waterschei nog aan de mijnen.
​
Terug naar het kasteel: de ruimte die mij het meest fascineert is de centrale hal waarin ik wekelijks sta te krabben. Jan Muis, Thei en Jan Frijns zullen kunnen beamen hoe je je gaat vereenzelvigen met de ruimte waarin je het meeste werk levert. De blauwe kamer en die ruimte in de stal zijn binnenkort helemaal af en dan kun je zien hoe schitterend die in originele staat zijn teruggebracht. Wat is het mooie aan het kasteel? Dat moet je eigenlijk als één geheel zien. Als ik er op de dijk naar sta te kijken als de zon erop schijnt, maar ook in de mist of in een hagelbui of als het onweert, alle elementen in combinatie met het gebouw zijn weergaloos mooi. En wat zich in die eeuwenoude omgeving allemaal heeft afgespeeld: ooit kwam er iets de Maas afdrijven en de roofannex struikridders wilden tol heffen en hoe ging dat dan? Daar werd niet lang over onderhandeld: niet betalen? Kop eraf! Duizend jaar later zien we precies hetzelfde principe herleven. De mensen leren nog steeds niets van de geschiedenis, het flinterdunne laagje beschaving is snel afgesleten. Daarom vind ik het belangrijk om van alle kleine dingen zoveel mogelijk te genieten en steeds meer oog voor schoonheid te ontwikkelen. Kijk om je heen: het gebouw verrijst uit zijn as en heeft dat eeuwenlang gedaan. Een slot waarin adellijke families in de zomermaanden verbleven: een kasteelheer overlijdt en zestig jaar lang ligt de boel er vervallen bij. Totdat een nieuwe eigenaar besluit er weer wat van te maken met z'n eigen ideeën en de heersende stijlmode. De feniks herrijst steeds opnieuw: eeuw in, eeuw uit. Joost mag weten weten hoe het oogt als wij hier ooit uitgetimmerd zijn. Het leven is te kort om alles tegelijk te doen. Zo lijkt de historische werkgroep me ook heel aantrekkelijk om aan deel te nemen en wie weet als ik wat meer ruimte krijg in mijn drukke programma van zwemmen, wandelen, tuinieren, kaarten, noem maar op. Ik weet weliswaar niet waar die groep aan werkt, maar daar kom ik wel achter.
​
Het is plezierig samenwerken; met iedereen kan ik wel uit de voeten, als je dat op onze leeftijd nog niet geleerd hebt... Het is leuk om te zien hoe iedereen op uiteenlopende terreinen bezig is en dat ze je aanbieden om te komen helpen, dat vind ik super! Het verwondert me ook niet dat Ronny het lef heeft gehad om aan dit avontuur te beginnen. Ik kende hem al wat langer, maar hij is wel van een generatie ná mij. Met zijn broer ben ik lang bevriend geweest en ik kwam bij hen thuis over de vloer. Ik sta er niet van te kijken dat Ronny dit aandurfde: het is al een droom van hem sinds zijn opa in de paardenstallen sliep. Ik zou het lef misschien niet hebben, maar kan me er wel van alles bij voorstellen. Het is dan ook geweldig dat mensen hun woorden omzetten in daden. Gelukkig dat er zo'n particulier initiatief bestaat dat de draad oppakt en ervoor zorgt dat er straks weer een mooi kasteel staat voor het nageslacht. Ik herinner me dat we jaren geleden eens door de Spekstraat liepen en bij de grote schuur zó door het dak heen konden kijken, dat was compleet weg geregend, als daar nog één winter overheen was gegaan, was er van dat hele bouwwerk niets overgebleven. Als je ook ziet wat Ronny geriskeerd heeft met die boerderij! En kijk nu eens wat een fantastisch complex het is geworden en hoe mooi die muren zijn opgeknapt. Baron Raphael de Sélys Longchamps heeft een heel vernieuwende bouwstijl toegepast toen hij die hoeve eind negentiende eeuw liet verrijzen. Vanuit de stallen werd de mest naar een ondergrondse mestopvang op de binnenplaats afgevoerd. Aan die mooie varkensstallen wordt nu nog geen invulling gegeven, dat is ook niet erg, misschien gebeurt dat pas over vijftig, zestig jaar. Als je de grote schuur binnengaat, zie je dat het een grote kathedraal lijkt. De houten dakconstructie is ongelooflijk mooi vakwerk; in die reusachtige ruimte hebben we vroeger de meest fantastische feesten meegemaakt, super gewoon. Je moet hier ook geen publiek domein van willen maken waar alles in- en uitloopt. Ik hoop dat ons nageslacht nog meemaakt dat de hoeve en het kasteel altijd een eenheid blijven vormen.
Marijke Oostvogels
​