PETER GEUIJEN, 1 september 2021
KASTEEL BORGHAREN: NEVER A DULL MOMENT!
​
Eens, heel lang geleden, had ik net als veel andere mensen een gewone loopbaan. Ik studeerde aan de pedagogische academie waar ik m'n diploma behaalde en zodoende officieel onderwijzer werd. Alvorens de arbeidsmarkt te betreden, vervulde ik met tegenzin mijn militaire dienstplicht, waar ik het geluk had dat muziek mijn hobby is. Dat werd namelijk m'n entreekaartje voor de geniekapel, die officieel eigenlijk niet eens bestond. Aanvankelijk was ik gelegerd in Den Bosch (daarna in Vught, in Lunetten) en liep tegen de kazernecommandant aan die daar zo'n beetje de artiest uithing: hij was tevens voorzitter van de ijshockeyclub en aanverwante bezigheden. Bij gebeurtenissen als de opening van een nieuw stuk weg bijvoorbeeld, marcheerden wij met de muziek voorop en bij de gratie daarvan bestonden wij nog altijd, maar we heetten dan instructiepeloton. Ik heb op de valreep aan de laatste Taptoe Delft meegedaan die daarna naar Breda verdween en vervolgens helemaal is opgehouden te bestaan. Na de militaire dienst stond ik voor de klas en fungeerde zelfs nog een tijdje als vakleerkracht op de toenmalige mulo. Die carrière hield niet lang stand, want als gevalletje 'last in, first out', mocht ik na driekwart jaar vertrekken, waar ik niet bepaald rouwig om was want ik vond het onderwijzersleven, ondanks al die kinderen om me heen, maar een eenzaam bestaan. Het muzikale bloed kriebelde en ik ging naar het conservatorium in Maastricht waar ik een kamer had, tot ik van anderen hoorde dat er in Borgharen op het kasteel kamers verhuurd werden en al snel verhuisden m'n vriendin Margot en ik daarnaartoe.
Verhuurder Veenhuizen had twee jaar eerder het kasteel gekocht en het zat al behoorlijk vol. Wij belandden aanvankelijk in de wapenkamer en ruilden die na een ruim een half jaar voor een minder somber onderkomen op dezelfde verdieping. Hier brachten we drie jaar door om vervolgens te promoveren van flatje naar echt huis midden in Maastricht, waar we inmiddels zesendertig jaar wonen.
In mei 2015 zijn Margot en ik vrijwilliger geworden op het kasteel nadat we hadden gehoord dat Ronny Bessems dit monument had gekocht om het met behulp van vrijwilligers opnieuw tot bloei te brengen. Aanvankelijk was er een groep van zo'n tien paar helpende handen aanwezig die de afgelopen twee jaar een explosieve uitbreiding onderging en tot het viervoudige uitgroeide. Ondanks of dank zij het feit dat mensen uit allerlei windrichtingen afkomstig zijn, zijn sfeer en samenwerking uitstekend; van meet af aan was er sprake van 'gestructureerd pionieren', aanvankelijk vooral buiten het gebouw waar het nog één grote wildernis was. Rond 2015 begon het grote sloopwerk van alles wat in het gebouw was aangebracht en er niet in thuishoorde. Het werk was niet zonder risico's: in 2017 werden we geconfronteerd met de eerste instortingen en moesten we snel de formele kant van de vrijwilligersclub organiseren. We hadden een plan de campagne opgesteld om die instortingen een halt toe te roepen en vooral een rigoureus plan om de hele buitenkant te gaan opknappen. We vormden een stichting met een driekoppig bestuur, waarvan ik deel uitmaak. Ik vind het een prima formule om enerzijds met de voeten in de klei te staan en anderzijds m'n kop boven de bestuurstafel te steken. We werken als bestuur heel goed samen en tot nu toe loopt alles gesmeerd. De formele kant houden we natuurlijk goed in de gaten omdat je met subsidieaanvragen en alles wat daarbij komt kijken aan heel wat regels bent gebonden, zeker wat de restauratie betreft.
Het kasteel is in de loop der jaren in heel wat verschillende handen geweest. Het is zó jammer dat mét die uiteenlopende eigenaars zoveel van het interieur uit het kasteel is verdwenen. En hoewel er onvervangbare stukken, die door architect Matthias Soiron eind achttiende eeuw speciaal per kamer zijn ontworpen, voorgoed verloren zijn gegaan, putten we hoop uit de de welgevulde schuur bij de boerderij die uitpuilt van de meubelstukken. Niet in de laatste plaats met dank aan de gemeente Maastricht die ons had benaderd met de vraag of wij meubilair in bruikleen wilden. Door restauratie van het stadhuis was een hoop antiek meubilair overcompleet: hangklokken, staande klokken, tachtig stoelen en de interessantste stukken: de Franciscus Romanuskasten, zeventiende-eeuwse bibliotheekkasten afkomstig uit de allereerste bibliotheek van Maastricht. Om die met hun totale lengte van zevenentwintig (!) meter goed tot hun recht te laten komen, is een immens grote ruimte nodig. Een lege boekenkast komt in elk geval niet tot z'n recht, die kast moet gevuld: in eerste instantie opteerden we dan ook voor boeken met gouden opdruk en een kalfsleren rug...
We kwamen in aanraking met de stichting 'Boeken voor mensen' die zich ten doel stelt boeken uit inboedels te redden van de ondergang. Bananendozen boordevol boeken stroomden binnen, waarin we natuurlijk hebben zitten neuzen. Het meest interessante exemplaar tot nu is toe is een Franstalige encyclopedie met de mooiste etsen die je je kunt voorstellen.
Het interieur is echter van later zorg: voorlopig is de buitenkant primair. De afwerking van de muur rond de gracht gaat crescendo: waar wij rekenden op een periode van vijf, misschien vier jaar, is de eindfase nu al in zicht. Als we dat karwei over pakweg een half tot driekwart jaar achter de rug hebben, kijken we eerst naar de financiering voor de zuidelijke toren, die is zo lek als een mandje en schreeuwt erom om van boven tot onder gerestaureerd te worden. Daarmee zijn de nodige tonnen gemoeid. We kunnen elke ton maar één keer uitgeven en er is aan de aankoop van de doeken voor de grote salon al een fors bedrag opgegaan.
Mijn eigen bijdrage is het glas-in-loodwerk. Toen ik nog bij de Woningcorporatie werkzaam was, ben ik in 1995 bij Syntra in Tongeren een cursus glas-in-lood gaan volgen; daarna ben ik gaan brandschilderen en dat doe ik nog altijd. Op het kasteel zijn nog heel wat glas-in-loodramen aan te brengen; die in de wapenkamer zitten er inmiddels alweer zo'n vier, vijf jaar in. Ik ben nu bezig met de ramen aan de kopse kant van de zijvleugels. De ruimten zelf zijn nog niet voldoende gerestaureerd om de ramen terug te zetten, maar zodra de kozijnen erin kunnen-in ieder geval op de begane grond-zou het mooi zijn als die vier ramen erin zitten, want dan zijn het toch wel blikvangers als je het binnenplein opwandelt. Aan één kant breng ik in het benedenraam het wapen van de familie Van Haren aan en aan de andere kant komt het wapen van Bessems, symbolen van respectievelijk de eerste en de huidige kasteelheer.
Naast dit alles is en blijft muziek m'n grote hobby waarin de Marlstonestudio in de kasteelkelders een grote rol heeft gespeeld. Die fungeerde vanaf 1978 als muziekstudio voor plaatopnames. Zoals gezegd had ik een tijd op het conservatorium gezeten (niet afgemaakt) en kwam ik in contact met jongens van de band die toen nog Windmill heette; later werd dat Partner, toch geen onbekende in den lande. Ik was de geluidsman en werd van lieverlee de technicus. Vanuit ons appartement kon ik horen waar ze in de kelder mee bezig waren. Ook toen ik hier niet meer woonde, ben ik nog jarenlang met de studio bezig geweest. Ik heb het geluk gehad dat ik betrokken was bij het hoogst scorende nummer dat in 1982 uit de studio kwam: 'Sollicitere' van de Janse Bagge Bend, een nummer dat ik toevallig heb opgenomen.
Zo zie je hoe het kasteel voortdurend nieuwe gezichtspunten biedt waarop je kunt inspelen; enkele maanden geleden hebben we een historische werkgroep in het leven geroepen waarvan ik ook lid ben. Ik ben er nog lang niet op uitgekeken en ik hoop dat we zo nog een tijd door kunnen gaan, want ons motto is dat niet enkel het einddoel telt-wie weet maken we dat niet eens meer mee-maar de weg ernaartoe is nét zo belangrijk. Het is eveneens een sociaal gebeuren waar alle vrijwilligers met hart en ziel aan meewerken.
Marijke Oostvogels