LEI CONNOTTE, 30 oktober 2021
SPOREN UIT EEN VER VERLEDEN​
​
Eind 2014, begin 2015 ben ik als vrijwilliger op het kasteel begonnen. De eerste jaren zijn we alleen maar bezig geweest met slopen en kappen van het oerwoud, alles was overwoekerd met bomen en struiken. De vorige eigenaar had keten gebouwd die volgestouwd waren met de grootst mogelijke troep. Die hebben wij allemaal leeggehaald en zo zag je langzamerhand het kasteel tevoorschijn komen. Daarna gingen we verder met het afbreken van vierendertig appartementen. Aanvankelijk werkte ik hier wel zo'n drie, vier dagen per week en was ik alleen maar bezig met de afbraak, met een zware hamer vloeren uitbreken bijvoorbeeld. Daarna heb ik me op de tuin geworpen. Er waren geen specifieke bezigheden waar ik me op richtte: ik was met van alles bezig: stenen bikken, planken schuren, nieten uittrekken, noem maar op. De aard van het werk begint nu anders te worden: het gebouw zelf komt specifieker naar voren. Ik zie wel wat zich aandient. Het werk in de tuin loopt langzamerhand ten einde, het is begin november wel zo'n beetje afgelopen. Af en toe doe ik ook rondleidingen, ik heb geen jaartallen paraat, maar iedereen vertelt het verhaal op z'n eigen manier. Ik kan alleen vertellen over de jaren dat ik hier heb gewerkt, vanaf 2014 en die periode was al heel interessant. Hoe het zich allemaal verder ontwikkelt zien we dan wel weer; ik heb er geen uitgesproken mening over hoe het verder zou moeten: we werken er gewoon aan door en het zal wel eens wat worden...
​
e kunt wel allerlei fantasieën hebben over uiteenlopende mogelijkheden, zoals een uitgesproken horeca-bestemming, maar dan waren er allang kapers op de kust geweest! Laten we het maar eerst rustig restaureren, wie weet wat zich dan nog allemaal voordoet. Knap het eerst op, restaureer de zaak zodat het weer stevig op z'n pootjes staat en het gebouw niet langer gevaar loopt in te storten. Daarbij spelen de centen steeds een heel belangrijke rol dus reken maar niet op één, vijf of tien jaar, dit project vergt een heel lange adem. Er moet altijd ergens geld vandaan komen en de manier waarop dat gebeurt, is soms wel erg leuk. In de loop van de jaren krijg je ook steeds meer aangeboden, soms ook op gekke manieren. Kijk maar naar die schilderijen van De Lovinfosse, waarvan een gast zomaar zegt: "O, ik weet waar die zijn!" Zo moet je daarachter komen, want je kunt er niet naar zoeken; je weet niet eens wáár je moet zoeken.
​
Bij het opknappen van zo'n kolossaal gebouw blijf je altijd afhankelijk van vrijwilligers, anders kun je dat grote werk niet realiseren. Uitsluitend vakmensen inhuren is geen optie, die zijn peperduur. We zijn eens een keer op bezoek geweest bij de graaf van Merode, die ook slot Borgharen in bezit heeft gehad. Tevens is hij voorzitter van een club kasteelheren in Duitsland. Zelf woont hij ten noorden van Aken in zijn kasteel waar hij eveneens over een grote ploeg vrijwilligers kan beschikken die zijn onderkomen onderhouden, in zijn eentje kan hij dat evenmin opbrengen. Dus vrijwilligers zijn altijd nodig. De groep vrijwilligers in Borgharen is leuk, er is nooit onenigheid; onderling gaat het best goed. Typisch dat er weinig of geen jongeren bij komen: of dat ermee te maken heeft dat de gemiddelde leeftijd hier aan de hoge kant is of dat we bezig zijn met oude dingen? Toch is er genoeg interesse van jongeren. Als je het vergelijkt met wat wij vroeger hadden en waar de jeugd zich nu mee bezig houdt... Als mijn kleinzoon bijvoorbeeld komt, praat hij ongeveer een kwartiertje, we zitten samen te vertellen en dan kruipt-ie achter de computer. En na een tijd is het: "Hoi" en vertrekt hij weer. Ja, eten, dat doet-ie wel!
​
Wij hadden vroeger geen materiële zaken, maar aan de andere kant hadden we toch heel veel. We hadden als kinderen onze handen vol aan seizoensspelletjes, we speelden altijd buiten, en we hadden elkaar. Iedereen speelde toen met elkaar. En dan werden we weer eens achterna gezeten door de politie, dat was wel leuk. Ik heb heel wat uren op het politiebureau op m'n knieën in de gang gezeten met twee bakstenen in mijn handen. En van iedereen die dan door de gang liep en zag dat je die stenen liet zakken, kreeg je een schop: "Omhoog houden!" Dat ging toen zo, gewoon, beetje kattenkwaad uithalen, het ventiel uit de banden van de politiefietsen peuteren en zo...
​
Deze tijd op het kasteel wijkt volledig af van de tijd waarin ik nog bij de KPN werkte. Altijd was ik toen met het koppie bezig en niet met mijn handen. Hier op het kasteel kun je alleen je handen gebruiken: je hoofd moet je thuislaten. Ik ben altijd bij KPN in dienst gebleven. Vanaf mijn vierentwintigste heb ik daar alles gedaan wat zich in het bedrijf aandiende, ik heb me er nooit verveeld. Ik ben begonnen bij de personeelsdienst, en, o ja, ik heb vroeger een keer bij de post-, cheque- en girodienst gewerkt, dat was een productiebedrijf. Productie was er bij KPN in die zin dat er kabels getrokken moesten worden. Je moest alle benodigde kabels in de grond leggen en onderhouden. Alle huisaansluitingen, bedrijfsaansluitingen, bewakingslijnen naar bedrijven leggen, dat soort werk. We bestreken een bepaald gebied: Zuid-Limburg Oost en ik zat in Venlo en een tijd in Den Haag, daar verbleef ik dan regelmatig een week lang in een hotel. In Venlo en daarna in Heerlen was ik regiomanager
​
Ik heb in verschillende plaatsen gewoond, zoals Itteren, Wijlre en nu in Borgharen. Hier in Borgharen heb ik jarenlang in de buurtraad gezeten en was ik voorzitter van het gemeenschapshuis bij Stichting Haarderhof. In je jonge jaren wilde overal bij zijn en er deel van uitmaken, totdat op een bepaald moment de jaren gaan tellen en je aan jezelf moet gaan denken, of liever, ánderen hebben me daaraan laten denken. In tegenstelling tot het kasteel gaan wij immers geen eeuwen mee...
​
Als je vraagt naar mijn voorkeur voor een bepaalde ruimte, dan spreken de grote salon, de blauwe kamer en de Romeinse kamer me het meest aan. En niet te vergeten het gigantische balkenwerk op zolder, dat is erg mooi. Ook die enorme balkenconstructie boven in de toren, waar je alleen via een ladder kunt komen, er leidt geen trap naartoe. Het gebouw ademt een historie van eeuwen, dat geeft wel een ander gevoel en een duidelijk verschil met binnenlopen in een gewoon woonpand. In het kasteel stuit je nog op een hoop sporen uit het verleden, maar niet meer zodanig dat je het kunt betitelen als een hoop ouwe rotzooi, want die is er niet meer: alle ouwe troep hebben we weggehaald. Alleen zonde dat er zo ontzettend veel gestolen is en dat er zo ontstellend veel kapot is gemaakt. Van de vroegere pracht en praal is niets meer over, dat is heel jammer. We trachten het oude karakter zoveel mogelijk te handhaven of proberen het in ieder geval terug te brengen in de oorspronkelijke staat. Laten we vooral het kasteel voor verder verval behoeden, dat is al een hele opgave.
​
Marijke Oostvogels